01-03-2024

Hoe wanhoop Zijn Koninkrijk bouwt

‘Ik ga toch naar de hel, de hemel is voor mij gesloten. Het staat in de Koran.’ Ik zag de doodsheid in Abdullah’s ogen terwijl hij deze zinnen uitsprak. Hij geloofde zichtbaar wat hij zojuist had uitgesproken.

Van binnen knakte er iets bij mij. Ik wilde hem wel door elkaar schudden. Schreeuwen dat de duivel zich in hem genesteld had met deze levensgevaarlijke leugen waarin hij zichtbaar geloofde. Een leugen die hem letterlijk de kop kon gaan kosten. Ik wilde hem vertellen van de grootsheid van de genade die bij Jezus te vinden is. Hem laten voelen wat ik voel, als ik aan mijn Koning denk. Maar ik kon het niet. Ik deed niets. Voelde me lamgeslagen en staarde wezenloos voor me uit. Verdwaalde tranen op mijn schoot verraden mijn gevoelens van onmacht. Mijn wanhoop. 

Deze jongen leek eeuwig onbereikbaar voor het Evangelie van Jezus Christus. Ik zou hem kunnen nooit overtuigen. Terwijl de Bijbelstudie verder ging, was ik de rest van het uur de grote afwezige. Het hamerde door mijn hoofd; ‘Ik ga naar de hel. De hemel is gesloten voor mij…’

De rest van de week liet Abdullah me niet los. Het gesprek bleef door mijn hoofd malen. Het was niet klaar voor mij. Ik moet denken aan de poort van het Koninkrijk, waar elk mens doorheen moet voor een ontmoeting met Jezus. Op kamp proberen we jongeren in Gods kracht voor die poort te zetten. Abdullah had wel gehoord van Jezus en veel geleerd tijdens de Bijbelstudies. Wellicht een glimp van Hem opgevangen, heel in de verte. Maar ik had hem voor mijn gevoel niet écht bij de poort gebracht…

Zaterdagochtend. Het afscheid naderde. Ik liep naar mijn teamleider: ‘Ik wil graag nog even met Abdullah praten en vragen of we voor hem mogen bidden. Dat gesprek met hem laat me niet los. We kunnen hem zo niet laten gaan.’ Zo stapten we samen op hem af en zochten een plek in de stilte. We vertelden hem dat we in hem een jongen zagen met veel potentie. We vertelden ook dat we geloofden dat de hemel voor hem wel degelijk bereikbaar was, omdat Jezus zegt dat iedereen die in Hem gelooft eeuwig leven ontvangt. ‘Mogen we met je bidden, en dan in de naam van de Heere Jezus? We willen je graag bij Zijn troon brengen.’ Hij vond het goed. Al een wonder op zich! We vroegen in ons gebed of God hem Zelf wilde laten zien dat er plaats was voor Abdullah, bij Hem. Dat de hel nog steeds de hemel kon worden

Na het amen bleef hij nog even zitten. Zijn gezicht was wit. De rest van de ochtend was hij stil. Het daarop volgende afscheid was indrukwekkend. Ik heb hem nooit meer gezien. Maar we hebben met hem aan de poort gezeten en ik bid nog steeds dat hij de liefde van Jezus mag gaan ontdekken in zijn leven als dat nog niet is gebeurd. Ik kon hem loslaten, in het vertrouwen dat God niet loslaat.

Mensen bíj de poort brengen. Dat is wat God van ons vraagt. Ik voel vaak wanhoop wanneer ik tegen ongeloof aanloop: ik kan die ander het geloof niet geven. Wat zou ik het graag doen! Iéts bijdragen aan de redding van de ander of mezelf. Maar nee: daar heb ik de genade van Jezus voor nodig. Ik hoef niet bezig te zijn met hoe ik die ander de poort binnenkrijg. Het blijft mijn valkuil. Dát is het werk van Jezus Zelf. God leerde mij in die kampweek: breng ze maar bij die poort. Laat de onmacht, de wanhoop die jij van binnen voelt je maar in beweging brengen, naar Mij toe. Met iedereen die je tegenkomt. Zet het maar in. Ik bouw Mijn Koninkrijk er doorheen: en dan zúllen ze komen. Van oost en west, van noord en zuid, en zij zullen naar binnen gaan, en aan tafel zitten in het Koninkrijk van God (Lukas 13 vers 29).