Wat zag ik er veel. Leeuwen en beren, toen ik aan mijn Gave-avontuur begon. Zoveel, dat ik het hardop zei: ik ga ‘t niet doen. Heb niks met deze doelgroep én hand ophouden. Kortom: slechtste combi ooit bedacht, deze baan en ik.
Ik besloot. Punt. Uit mijn hoofd, klaar. En nu verder zoeken.
Ik vergat op dat moment iets heel belangrijks: God laat Zich niet buitenspel zetten. We kunnen doen alsof we Hem verbannen. Zijn roep negeren, het overschreeuwen. Maar Hij is er en laat van Zich horen, of ik nu wil luisteren of niet.
Ik gaf de strijd snel op. Binnen een half uur nadat ik besloten had dit nóóit te gaan doen belde ik al met het Gave kantoor en daarmee was het Gave sollicitatie-avontuur een feit. Ik wandelde met God, die beginperiode. Soms denk ik er met heimwee aan terug. Alles was eng. Onbekend terrein. Maar aan Vaders hand was het veilig. Met Hem beklom ik de hoogste muur.
Muren had ik genoeg gebouwd:
- Angst. Mensen bellen en om hulp vragen? Echt niet. Ik bracht het in gebed bij God, en zei het maar gewoon: ‘ik durf het niet.’ En God antwoordde, meestal direct. Ik werd gebeld, vanuit het niets. Mensen boden hun diensten 'zomaar' aan. Ik leerde vertrouwen dat het wel goed kwam.
- Ego. Ik vond het maar niks, die vluchtelingen. Hoe kon God me hier nu voor roepen? En, nog belangrijker: hoe kan ik werk doen wat mijn hart niet heeft? Ik voelde me een eenling in het begin, tussen al mijn hartelijk bewogen collega’s. Geen idee wat ik er deed. Ik bad voor een hart dat geraakt werd door vluchtelingen. God gaf.
- Ongeloof. Het zal vast wel niet kunnen, bij Gave werken en een normaal leven hebben. Denken dat je steevast met minder genoegen zult moeten nemen. Het is niet waar. Want waar God roept, voorziet Hij.
- Geld. Geldoffers zijn niet comfortabel. Vaak vond én vind ik het nog lastig om te geven – vooral als ik er zelf minder van word. Maar langzaam maar zeker leer ik. Want ik weet: door te geven, ontvang ik zoveel meer. Het deed me ooit besluiten me aan te melden voor een extra sponsorkind, nadat ik een alarmerend telefoontje kreeg over terugloop van mijn financien. Gekke actie, als je geld tekort hebt. De volgende dag kreeg ik een gift ter grootte van een half jaar salaris. Alsof God zei: Ik had het toch beloofd?
- Eigen plannen: ik had een beeld bij mijn toekomst. Dat zag er heel anders uit dan de tien jaar die nu achter me liggen. Het moest de prullenbak in.
Jezus volgen is Zijn stem horen – en het ook dóen. Tijdens mijn sollicitatietraject kwam vaak de tekst uit Maleachi 3:10 naar me toe: ‘Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de HEERE van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn.’ Kortom: Geef! En je zult veel meer ontvangen dan je nodig hebt. Ik gaf aan het sponsorkind, en ontving direct zoveel meer dan ik op dat moment nodig had.
Jezus volgen is óók geloven dat Hij voorziet. Er voor kiezen om te zeggen, met een hart vol overtuiging: Maar ík vertrouw op U. Zelfs als ik het niet zie of ervaar. Zoals een kind vertrouwt dat zijn ouders er morgen weer voor hem zullen zijn, en zullen zorgen. Aan Zijn hand de muren afbreken die ik zelf had opgebouwd.
Als ik vandaag opnieuw moest kiezen koos ik weer voor Gave. Ik had deze Koninkrijk-reis voor geen goud willen missen. Wat heeft het me gevormd, als mens. Ik heb zoveel meer van Zijn grootsheid gezien dan al die jaren ervoor. Het missionaire leven heeft me verrijkt. Afhankelijker gemaakt. Meer vertrouwen op God gegeven. Ik vraag me soms zelfs af of ik überhaupt anders zou willen.
Nee, het was niet mijn avontuur. Het is Gods avontuur. En ik? Ik hoef alleen maar te volgen.