Het beoordelen van een bekeringsverhaal van een asielzoeker is „complex.” Daarover zijn Stichting Gave en de commissie-Plaisier het roerend eens. Beide buigen zich over afgewezen asielverzoeken van bekeerlingen. „Soms komen we in besluiten van de IND uitspraken tegen die ons de wenkbrauwen doen fronsen.”
Het bestuderen van dossiers van afgewezen asielzoekers: de vier medewerkers op de juridische afdeling van Stichting Gave hebben er de handen vol aan. Asieladvocaten en kerken benaderen de interkerkelijke organisatie geregeld wanneer ze menen dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een bekering van een asielzoeker ten onrechte als ongeloofwaardig heeft bestempeld.
Elk dossier telt minstens tientallen pagina’s met verslagen van gesprekken van de asielzoeker met de IND en de uitspraak over het desbetreffende asielverzoek. „Met alleen een conclusie van de IND kunnen we niets. We bekijken het complete dossier”, zegt manager belangenbehartiging Marco Vos. Hij zit samen met dr. Marnix Visscher, teamcoördinator juridische ondersteuning, aan tafel in het kantoor van Gave in Harderwijk.
De medewerkers van Gave willen niet de indruk wekken dat er bij de IND vooral veel fout gaat bij de behandeling van asielverzoeken van bekeerlingen. Ze wijzen erop dat zij zich specifiek richten op zaken die zijn afgewezen, terwijl er ook christenen uit landen als Iran en Afghanistan zijn die wel een verblijfsvergunning krijgen. Ook geven ze aan dat de IND „terecht heel kritisch” is op bijvoorbeeld bekeringsverhalen die „veel standaardelementen bevatten.”
Visscher: „Er zijn verhalen die argwaan wekken. Er zijn bijvoorbeeld meerdere verhalen van een Iraniër die voor familiebezoek in Nederland is en vlak voordat hij wil terugkeren naar Iran een telefoontje krijgt dat er een inval is geweest in zijn huiskerk, of dat hij gezocht wordt omdat er een Bijbel in zijn huis is gevonden. Dat kan natuurlijk zo zijn, maar het is wel toevallig als dat vaak gebeurt.” Vos: „Het kan ook een ingestudeerd verhaal zijn dat een asielzoeker van een mensensmokkelaar heeft gekocht.”
Te weinig diepgang
Bij het doorspitten van dossiers let Gave op diverse aspecten. „We kijken wat de vreemdeling heeft verteld over zijn bekering en welke argumenten de IND gebruikt om die als ongeloofwaardig te bestempelen”, zegt Visscher. „Geregeld geeft de IND bijvoorbeeld aan dat een verklaring over een bekering te weinig diepgang heeft. Dat is nogal vaag en algemeen. We gaan dan na wat de asielzoeker precies heeft gezegd. Soms vinden we de conclusie van de IND niet onredelijk, maar het komt ook voor dat we in de verslagen passages tegenkomen die wel degelijk getuigen van diepgang.”
Visscher let ook op de vraagstelling tijdens een gehoor. In zijn ogen worden vragen weleens te veel gesteld vanuit een westerse manier van denken of eigen opvattingen van een gehoorambtenaar. „Soms klinkt bij de IND ook het verwijt: De asielzoeker geeft alleen maar algemene antwoorden. Dat is logisch als er alleen algemene vragen worden gesteld.” Vos: „Er zijn grote verschillen tussen gehoormedewerkers. Voor ons is de vraag: is de ambtenaar echt op zoek geweest naar het authentieke verhaal en heeft hij de asielzoeker de kans gegeven om dat te vertellen?”
Meer dan eens komen de juridisch specialisten in beschikkingen van de IND argumenten tegen die hun de wenkbrauwen doen fronsen, zegt Visscher. „Een bekend voorbeeld is: de vreemdeling heeft geen onderzoek gedaan naar andere godsdiensten en stromingen voordat hij christen werd en dus geen weloverwogen keuze gemaakt om christen te worden. Volgens de zogeheten werkinstructie bekeerlingen van de IND mag dit argument niet worden gebruikt, maar het gebeurt nog steeds.”
Soms heeft een negatieve beschikking te maken met „een basisidee over hoe afvalligheid van de islam of een bekering tot een ander geloof eruit zou moeten zien”, zegt Vos. Visscher noemt als voorbeeld een asielzoeker voor wie de bekering „een heel geleidelijk proces was. De IND-medewerker bleef maar doorvragen naar het doorslaggevende moment, maar dat was er gewoon niet.”
Doopakte
Bij de beoordeling let de IND volgens zijn werkinstructie op het proces van bekering, kennis van het christelijk geloof en betrokkenheid bij christelijke activiteiten. „De vraag is hoe je die verschillende aspecten weegt”, zegt Visscher. „De IND focust vaak sterk op het proces van bekering, de motieven om christen te worden. Maar het gaat er uiteindelijk om of iemand op dit moment christen is en waar dat uit blijkt. Als een Iraanse bekeerling een Alphacursus leidt, is dat minstens zo relevant als de vraag hoe hij precies tot geloof is gekomen.” Vos: „Het punt zou vooral moeten zijn: kun je geloofwaardig duidelijk maken dat je vandaag christen bent?”
Meer dan eens staat de visie van de IND haaks op die van de kerk waar een asielzoeker is gedoopt. „Dat is pijnlijk, maar het gaat om het eigen verhaal van de asielzoeker. Het heeft niet zo veel zin om bij de IND te zwaaien met een doopakte en foto’s van de doopplechtigheid, alsof dat het ultieme bewijs van een bekering is”, zegt Vos. Hij noemt het overigens „nuttig” als een kerk niet alleen een doopverklaring geeft, maar ook in een brief duidelijk maakt welke weg er aan de doop is voorafgegaan. „De ene kerk doopt asielzoekers sneller dan de andere. Ons advies is: doe het niet te snel. Maar als je er als kerk toch voor kiest iemand die binnenkomt en gedoopt wil worden, de volgende zondag te dopen, leg dan duidelijk uit dat dit je beleid is en waarom. Dat helpt de IND om een goed totaalplaatje te krijgen.”
Naastenliefde
Evenals Gave verdiept de interkerkelijke commissie-Plaisier zich in zaken van afgewezen bekeerlingen. Leden van de commissie bestuderen eerst het complete dossier van een vreemdeling. Daarna gaan ze met twee personen anderhalf uur met hem in gesprek in het Landelijk Dienstencentrum van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) te Utrecht, in aanwezigheid van een tolk.
Karel Jungheim, vluchtelingenspecialist binnen de PKN, is beleidsadviseur van de commissie-Plaisier. Hij stelt „dat het niet zo eenvoudig is om zomaar aan te geven of iemand oprecht bekeerd is of niet. Vanaf het begin heeft ds. Arjan Plaisier, de eerste voorzitter, gezegd: Wij zijn maar mensen, alleen God ziet het hart aan.”
In een gesprek met de asielzoeker vormen commissieleden zich zo goed mogelijk een beeld van hoe iemand christen is geworden en hoe dit in zijn leven doorwerkt. „Het kan een heel open gesprek zijn. Soms gaan we op verzoek van de advocaat ook in op specifieke punten.”
Jungheim noemt als voorbeeld een asielzoeker die bij de IND heeft verteld dat hij uit naastenliefde anderen in bepaalde situaties heeft geholpen. „De IND gaf vervolgens aan: Iedereen zou in die situaties hetzelfde hebben gedaan, wat is er nu christelijk aan dat je je inspant voor een ander? Terwijl het heel goed mogelijk is dat die persoon daarbij echt gedreven wordt door de liefde van Christus. In een gesprek met de commissie komen zulke zaken soms beter uit de verf.”
Commissieleden proberen vooral duidelijk te krijgen wat er in het innerlijk van de persoon leeft. „Sommigen vinden het vanuit hun cultuur moeilijk om iets vanuit hun innerlijk te vertellen, maar voor de IND is dat wel belangrijk. Als je als asielzoeker zegt dat je een goede preek over Mattheüs hebt gehoord, ben je er nog niet. Het gaat er dan vooral om wat die preek met je deed. Wat maakte dat de vonk bij jou oversloeg en wat heb je er vervolgens mee gedaan?”
Bij de IND duurt een gehoor soms zes tot acht uur, terwijl de commissie-Plaisier de asielzoeker eenmalig anderhalf uur spreekt. Is dat niet te weinig om een goed beeld te krijgen? Jungheim: „Voor ons is het genoeg. We willen niet op de stoel van de IND gaan zitten, die binnen juridische kaders verantwoordelijk is voor de asielprocedure. Onze taak is vanuit een specifieke expertise op een aantal punten een second opinion te geven.”
Na een gesprek maakt de commissie-Plaisier de balans op. „Soms zijn commissieleden echt onder de indruk van een verhaal dat ze horen. In andere gevallen luidt de conclusie dat een gesprek aan de oppervlakte bleef. De bevindingen worden vastgelegd in een rapport dat naar de advocaat gaat.”
Terugkijkend op de gesprekken van de commissie in 2019 zegt Jungheim dat vier bekeerlingen „later alsnog een positieve beschikking van de IND hebben gekregen. Vier anderen kregen opnieuw een negatieve beschikking en veertien zaken lopen nog. Van degenen die we in 2018 hebben gesproken, kregen veertien personen uiteindelijk een positief bericht, bij acht bleef de beschikking negatief.”
Wat precies de invloed van een rapport van de commissie-Plaisier is geweest bij het toekennen van een verblijfsvergunning, weet Jungheim niet. „Als de IND iemand alsnog een status geeft, motiveert hij niet om welke reden hij overstag is gegaan. Een herhaalde áfwijzing wordt wel gemotiveerd. Soms staat daarin dat ons rapport voor de IND geen nieuwe informatie heeft opgeleverd.”
Kwalijk
Ook Gave heeft er lang niet altijd zicht op wat de invloed van haar expertiserapporten is. In een aantal gevallen hoort de organisatie dat een asielzoeker later alsnog een verblijfsvergunning heeft gekregen. Teamcoördinator Visscher: „Het komt ook voor dat de IND bij zijn afwijzing blijft. Daarbij wordt soms gezegd dat de vreemdeling allereerst zelf overtuigende verklaringen over zijn bekering moet geven en dat documenten van derden alleen ondersteunend kunnen zijn. Dat doet geen recht aan ons werk, want onze rapporten gaan juist over de verklaringen die de asielzoeker bij de IND heeft afgelegd.”
Soms wordt een rapport van Gave om onjuiste redenen terzijde geschoven, signaleert Vos. „De IND suggereert in zijn stukken en bij de rechtbank vaak dat wij partijdig zijn en daarmee niet relevant bij de beoordeling, en rechters worden hier vaak mee overtuigd. Dat vind ik kwalijk, want hiermee krijgt de asielzoeker geen eerlijk proces.”
Second opinion voor afgewezen asielzoeker
De juridische afdeling van Stichting Gave doet onderzoek naar asielzaken van bekeerlingen die door de IND zijn afgewezen. In 2020 behandelde de organisatie 89 dossiers, overwegend van Iraanse (70) en Afghaanse (11) vreemdelingen. Bij 27 dossiers (26 Iraniërs, 1 overige landen) concludeerde Gave dat de IND een bekering „niet ten onrechte” ongeloofwaardig heeft geacht.
Bij 46 dossiers stelde Gave dat de IND „op onjuiste gronden de bekering ongeloofwaardig heeft geacht.” Het betrof 31 Iraniërs, 9 Afghanen en 6 personen uit overige landen. In de overige zaken is geen beoordeling gegeven over de geloofwaardigheid van de bekering. Het ging dan veelal om dossieronderzoek voor advies bij de voorbereiding van een nieuwe asielaanvraag.
Sinds 2012 buigt ook de zogeheten commissie-Plaisier zich over dossiers van afgewezen bekeerlingen. De commissie is genoemd naar haar eerste voorzitter, dr. A. J. Plaisier, destijds scriba van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). De commissie telt momenteel twaalf leden, overwegend predikanten uit de PKN, Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Christelijke Gereformeerde Kerken en Nederlands Gereformeerde Kerken.
Commissieleden voeren in koppels gesprekken met asielzoekers en brengen daarover een rapport uit voor de asieladvocaat. In 2020 hadden er 31 gesprekken plaats, vrijwel allemaal met mensen uit Iran en Afghanistan. In „de meeste gevallen” achtte de commissie de bekering geloofwaardig, aldus beleidsadviseur Karel Jungheim.
Persbericht RD, 24 april 2021